Annelies van Vianen is hoogleraar Organisatiepsychologie en leidt de programmagroep Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek beslaat een breed terrein van arbeidsrelevante onderwerpen, waarbij de focus ligt op loopbaanthema’s, zoals de fit tussen mens en arbeidsomgeving, arbeidsmotivatie en re-integratie en de inzetbaarheid van oudere werknemers. Zij is lid van de Editorial Board van diverse internationale tijdschriften. Tevens is zij voorzitter van de CMI-toetsingscommissie voor de certificering van loopbaanadviseurs.
Welke visie over ons vakgebied draag jij uit?
Ik vind het essentieel dat mensen beseffen dat ze zelf in grote mate richting kunnen geven aan hun leven. Zelfdeterminatie is een fundamentele menselijke behoefte die in balans moet worden gebracht met overgave aan datgene wat we binnen al onze levensdomeinen niet kunnen beïnvloeden. Loopbaanadviseurs kunnen mensen helpen die balans te vinden door (1) zelfdeterminatie te stimuleren bij mensen die zich voornamelijk (hebben) laten leiden door de omgeving en (2) acceptatie te stimuleren bij mensen die irrealistische verlangens nastreven of te hoge eisen aan zichzelf stellen. Werk vormt een belangrijk deel van een mensenleven en kan dus niet worden losgezien van alle andere levensdomeinen. De loopbaanadviseur helpt dus mensen na te denken over hun levensloop.
Wat wekt de meeste liefde in jou op?
Dat zijn uiteraard mijn naaste familieleden, maar dat antwoord zal niet de bedoeling zijn. Ik word daarnaast diep geraakt door de schoonheid die door mensen wordt gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld zijn: de vormgeving van een gebouw, het ontwerp van een kledingstuk, een compositie, een choreografie, het samenspel in een kwartet, of de concentratie en begeestering waarmee muziek of dans wordt uitgevoerd. De kern van schoonheid is voor mij subtiliteit en eenvoud. Ook in mijn werk ervaar ik schoonheid, zoals de eenvoud van een ingenieus onderzoeksdesign, de schoonheid van een heldere tekst, of de aard van de vragen (eenvoudig maar belangrijk) die door onderzoekers worden gesteld.
Hoe help jij anderen in hun kracht te komen?
Door te benadrukken waar ze sterk in zijn en door iemands zwakke punten te benoemen als interessante leermogelijkheid. Ik probeer samen met anderen te onderzoeken waarom ze soms vastlopen en wat zou kunnen helpen om dit in de toekomst te voorkomen. Mijn valkuil is overigens dat ik geneigd ben moeilijke dingen van anderen over te nemen, met het gevaar dat ze juist niet in hun kracht komen. Ook merk ik in mijn begeleiding van studenten dat de wijze waarop zij in hun kracht komen niet altijd goed te voorspellen is. Bij de een helpt ondersteuning en sturing, bij de ander is harde confrontatie het meest effectief. Mensen komen pas echt in hun kracht als ze feedback zien als een goede aanleiding tot verdere (verbeter)actie en niet als een aanval op henzelf.
Waar help jij cliënten en opdrachtgevers concreet mee?
Ik realiseer me dat wetenschappelijk onderzoek niet altijd gemakkelijk naar de praktijk is te vertalen en dat de vragen van organisaties ook niet altijd eenvoudig zijn te beantwoorden. Toch ben ik ervan overtuigd dat de uitkomsten van de meeste onderzoeken zeer bruikbaar zijn voor het denken over bepaalde organisatievraagstukken. ‘Praktijkmensen’ zitten nogal eens vast in een bepaalde denkrichting; die moet eerst worden doorbroken voordat men toekomt aan het oplossen van vraagstukken. Een voorbeeld is de wijze waarop organisaties denken over oudere werknemers. Vermeende kenmerken worden gekoppeld aan hun leeftijd, maar de leeftijdsfactor speelt slechts een beperkte rol. Ik hoop met mijn onderzoek en advies mensen te helpen hun denkkader te verruimen.
Wanneer zet jij je hakken in het zand?
Ik verlies mijn natuurlijke neiging tot compromis en coöperatie als er sprake is van onrechtvaardigheid en puur egoïsme. Ik verzet me ook tegen hautain en weinig respectvol gedrag. Dat pak ik dan aan door anderen daarop aan te spreken. Ik vind het daarentegen mooi als mensen met beide benen op de grond blijven staan en zich kwetsbaar kunnen tonen, ook als ze excelleren of een statuspositie bekleden. Inderdaad, ik ben een typische Hollander.