Oudere werknemers: de visie van Nederlandse werknemers in Europees perspectief
Proefschrift Wieteke Conen.
Demografische ontwikkelingen zullen grote consequenties hebben voor de financiering van de welvaartsstaat en zullen de samenstelling en omvang van het arbeidsaanbod op de arbeidsmarkt grondig veranderen. Het belang van de arbeidsparticipatie van ouderen wordt al sinds het midden van de jaren negentig onderstreept door experts en beleidsmakers en er wordt al geruime tijd beleid gevoerd om deze participatie te verhogen. Toch is er tot op heden maar in beperkte mate inzicht in hoe werkgevers zich gedragen ten opzichte van oudere werknemers.
In dit proefschrift staan de houding en het gedrag van werkgevers ten opzichte van oudere werknemers centraal. Meer in het bijzonder wordt onderzocht 1) in hoeverre het gedrag van Nederlandse werkgevers ten opzichte van oudere werknemers is veranderd in de tijd en 2) hoe Europese werkgevers zich opstellen ten opzichte van vergrijzing op de werkvloer, hetgeen de mogelijkheid biedt om de houding en het gedrag van Nederlandse werkgevers te bezien in Europees perspectief. Voor de beantwoording van deze centrale onderzoeksvragen zijn survey data verzameld in zowel binnen- als buitenland. Daarnaast is casestudyonderzoek verricht, waarin Proefschrift Wieteke Conen ontwikkelingen in HR-beleid ten opzichte van oudere werknemers onderzocht werden op het niveau van de organisatie.
Uit dit promotieonderzoek komt naar voren dat Europese werkgevers de vergrijzing van hun personeelsbestand vooral associëren met een groter wordend gat tussen arbeidskosten en productiviteit. Dit beïnvloedt het werven van ouderen en het stimuleren tot langer doorwerken negatief. Dit is met name een issue in Nederland, waar maar liefst 75% van de werkgevers een gat verwacht tussen arbeidskosten en productiviteit als gevolg van vergrijzing. Desalniettemin lijken werkgevers die een dergelijk gat verwachten niet vaker maatregelen te nemen binnen de eigen organisatie. In het afgelopen decennium zijn Nederlandse werkgevers overigens wel in toenemende mate ouderen gaan behouden binnen de organisatie. Dit lijkt vooral te worden gedreven door veranderingen in het institutionele raamwerk. En hoewel het dan wel een toename moge betreffen, nog steeds werven en behouden relatief weinig werkgevers oudere werknemers.
Uit het onderzoek komt naar voren dat werkgevers het stimuleren van een combinatie tussen werk en pensioen zien als de meest effectieve overheidsmaatregel om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te verhogen. Een voorkeur voor een dergelijke combinatie suggereert dat er ruimte is voor oudere werknemers om langer door te werken, hoewel wellicht in een aangepaste vorm. Daarnaast leveren de resultaten van dit onderzoek een aantal relevante bevindingen op voor werkgevers, die in hun personeelsbeleid meer aandacht zouden kunnen besteden aan het overbruggen van het verwachte gat tussen arbeidskosten en productiviteit. De huidige discussie over de verhoging van de pensioenleeftijd vertroebelt nog wel eens het zicht op datgene wat onder de oppervlakte speelt: de obstakels en motivaties die werknemers en werkgevers – diegenen die echt vorm moeten gaan geven aan langer doorwerken – op hun pad vinden. Zolang concepten als demotie, competentiegerichte beloning, brugpensioen en geleidelijk pensioen onbespreekbaar zijn of de nodige hindernissen ondervinden, zal het antwoord op de vraag over hoe werkgevers op winstgevende wijze oudere werknemers in dienst kunnen houden complex blijven.