We laten een tijdperk achter ons waarin filosofie werd gezien als ‘therapeutisch’ (Wittgenstein) en een ‘stichtelijk gesprek’ (Rorty). – Maar zitten we niet midden in dat tijdperk, hoor ik u vragen. Schieten de Schools of Life met hun how to... toepassingen van filosofische klassiekers niet als paddestoelen uit de grond? Mocht Alain de Botton niet het Rijksmuseum cureren onder de noemer ‘Art as Therapy’? En horen de vele cursussen van de ISVW zelf niet in dit rijtje thuis? Het antwoord op zulke vragen lijkt al te vanzelfsprekend ‘ja’ te luiden. Toch voltrekt zich momenteel een ‘realistische wending’ in de filosofie. Zowel aan de academie als in het publieke debat verschuift de aandacht van hoe wij mensen de realiteit actief vormgeven – in bewustzijn, taal, discours en andere ‘praktijken’ – naar de realiteit aan gene zijde van die maakbaarheid. Dat is een realiteit die zich van al onze praktijken geen barst aantrekt, of sterker nog: een realiteit die wij op onze beurt maar moeten ondergaan. Deze wending is voor Denker des Vaderlands René ten Bos hét thema van zijn onlangs verschenen Dwalen in het antropoceen. En in dat licht kunnen we ook Amor Fati van Erno Eskens en André de Vries zien. Toen bij filosoof De Vries vorig jaar kanker werd geconstateerd, stelde collega-filosoof en vriend Eskens hem de vraag: wat heb je aan filosofie nu je wordt geconfronteerd met een realiteit die zich van al die filosofie ogenschijnlijk niets aantrekt? Van kanker via klimaatverandering tot en met de uitwassen van de markteconomie hebben we te maken met fenomenen die het individu en zijn keuzevrijheid fnuiken, zo niet verpletteren. Als we Kris Pint mogen geloven, biedt de ‘wilde tuin van de verbeelding’ echter een foucaultiaanse ‘zorg voor het zelf’ en een bron van verzet tegend de zogeheten Grote Verhalen in één. Wie denkt dat het universum één onveranderlijke bal van blind onrecht is, vergeet immers één cruciaal detail: zichzelf. Ook ná de realistische wending blijft het van het grootste belang ons te laten aanspreken zoals ook Socrates zich ooit liet aanspreken door het gebod ‘ken uzelve’. Om die reden lijkt er helemaal niets te veranderen aan de status van filosofie als therapie en gesprek. Maar waar therapie de werkelijkheid psychologiseert en relativeert, daar moeten we nu, denkend aan Henk Oosterlings ‘hypokritiek’, onder ogen zien dat wij een realiteit die veel weerbarstiger is dan we zouden wensen de rug niet kunnen toekeren, en wel om de onthutsend simpele reden dat wij van die realiteit een integraal deel uitmaken, en zij van ons. Namens allen die iFilosofie actief vormgeven wens ik u toe dat u zichzelf niet vergeet. Mark Leegsma, hoofdredacteur