Het is sinds Max Weber een gemeenplaats dat de moderniteit – en daaronder mogen we verstaan: wetenschap, scheiding van kerk en staat, maakbaarheidsideaal, enzovoorts – ‘de wereld onttovert’. Toch zijn er in het hart van de moderniteit beslist nog tovenaarsleerlingen aan het werk. Om ze te zien hoeven we maar een blik op de moderne filosofie te werpen. Zij is per definitie filosofie van de moderniteit, maar het ogenschijnlijk onschuldige voorzetsel ‘van’ speelt stiekem een dubbelrol van genitivus objectivus en genitivus subjectivus. Moderniteit is tegelijk onderwerp (subject) en lijdend voorwerp (object), zowel kip als ei, van de moderne filosofie. Als dat niet het betere tovenaarswerk is... Nergens komt de tovenarij duidelijker aan het licht dan in het kern- en paswoord van het moderne denken, ‘representatie’. We representeren een ding, een stand van zaken, een geschiedenis, zeggen we, en dat representeren doen we in ons hoofd, in de taal, in wiskundige modellen, voegen we daaraan toe. Representeren slaat dan op objectiviteit, die op haar beurt weer slaat op een methode, een stel regels, een normatief kader. Hier gaat representeren, kortom, om de vraag ‘hoe?’ of ‘door middel waarvan?’ Representatie, dat is het voorgeschreven medium. Het kan niet anders of we voelen de bui al hangen, want hoe stellen we het antwoord op ‘hoe?’ überhaupt vast? ‘Anything goes,’ zei wetenschapsfilosoof Paul Feyerabend, maar dat antwoord neemt de vraag niet weg. Veeleer vergt dit van ons het besef dat we niet éérst beginnen de regels van het spel te bepalen om dán te gaan spelen. Nee, we zijn altijd al aan het bemiddelen, om het op z’n Hegels te zeggen. Waar het om gaat is dat we, in plaats van te willen weten wat er eerst kwam, de kip of het ei, inzien dat wij ons representeren zijn door het te doen. Daarom kan de moderne filosoof zich de luxe van nette grenzen tussen ‘hoe?’ en ‘wie?’, tussen gereedschap en gebruiker, niet veroorloven. Hij of zij móét het geheel van die twee denken, anders gaat het niet. En als dat er in onze moderne ogen uitziet als toveren, then so be it. Het is niet overdreven te stellen dat de historische ervaring Frank Ankersmits levenswerk is. Die ervaring, zo leren we van Ankersmit, gaat erom héél de geschiedenis ‘opnieuw op te voeren’, te representeren, juist als we selectief zijn en de spreekwoordelijke zwarte bladzijden uit onze geschiedenisboeken scheuren, blijven ze ons in de vorm van vragen in het heden bespoken. Daarmee maakt Ankersmit ook een punt over representatie als zodanig: die heeft geen eeuwige fundamenten of transcendentale mogelijkheidsvoorwaarden die we mogen aannemen alvorens te beginnen met representeren en waarop we dus ook altijd kunnen terugvallen, maar is zelf door en door historisch, iets wat slechts ‘is’ voor zover en zolang als we mhet doen. Let wel: dat ‘we’, dat zijn en doen wij allemaal. En ziedaar! uit de hoge hoed van de representatie wordt als klap op de vuurpijl het konijn van de representatieve democratie getoverd. Namens alle tovenaarsleerlingen die iFilosofie laten zijn door te doen wens ik u met dit nummer een historische ervaring toe.