Het spanningsveld tussen een overheid die ‘aanhoudende zorg’ heeft voor het onderwijs, en onderwijsinstellingen die veel autonomie hebben, tekent al meer dan een eeuw het Nederlandse onderwijsbeleid. We zien dat opnieuw in de aanpak van de corona-crisis. Bijvoorbeeld rond de mondmaskers. Of de ventilatie van gebouwen. De overheid heeft wel zorg maar is terughoudend en verwijst naar besturen en partijen in ‘de regio’, een aantal scholen kiest een eigen weg, dat geeft aanleiding voor verwarring en onzekerheid, de sectorraden kloppen bij de overheid aan voor meer duidelijkheid, enzovoorts. Verantwoordelijkheden voor lastige besluiten worden graag als hete aardappel doorgegeven, en de Nederlandse constellatie biedt daarvoor veel mogelijkheden.