Is een exameninstelling in de private sector te houden aan het betalen van wettelijke rente over door een kandidaat betaalde leges indien een klacht, bezwaar of beroep gegrond is verklaard en de betreffende leges worden gerestitueerd? Ogenschijnlijk gaat het om kleine bedragen, maar voor exameninstellingen met omvangrijke, langlopende beroepsprocedures of grote aantallen klagers, kunnen veel kleine bedragen een substantieel aandeel vormen van hun uitgaven of tot niet gecalculeerde uitgaven leiden, tenzij … De periode waarin een examenkandidaat ontzag had voor de examinator en de exameninstelling ligt achter ons. Hoe heeft het zover kunnen komen? Door onze terugtredende overheid is besloten dat voor steeds meer beroepsgroepen wettelijke kaders worden opgeheven. Het resultaat is dat voor nogal wat vakbekwaamheden de examinering niet langer onder toezicht van de overheid wordt uitgevoerd. De examinering in de private sector heeft zich ontwikkeld als een zelfstandige bedrijfstak. Voor velen is het de vraag waar je als kandidaat nu je recht haalt en hoe dat recht eruit ziet. De hedendaagse kandidaten zijn ondanks hun jeugdigheid veel mondiger en beschikken in toenemende mate over een rechtsbijstandsverzekering, waardoor ze zich gesteund weten door een advocaat. Bovendien hebben ouders van kandidaten vaak ervaring met onder meer het indienen van belastingaangiftes, het aanvragen van bouwvergunningen en dergelijke. Ervaring waarvan gedacht wordt dat ze ook toepasbaar is op het functioneren van exameninstellingen. Kortom: kandidaten komen, wanneer het examen niet het gewenste diploma heeft opgeleverd, vaak goed beslagen ten ijs in de beroepsprocedure. En soms dagen ze exameninstellingen voor de rechter. Met andere woorden, kandidaten kunnen het exameninstellingen vaak lastig maken met ogenschijnlijk simpele vragen en eisen. Het lijkt voor de hand te liggen dat, wanneer een beroepschrift gegrond wordt verklaard, de exameninstelling in de ogen van de kandidaat ongelijk heeft gekregen en dat het vergoeden van de wettelijke rente over betaalde leges heel gewoon is. Examineren is echter een bijzonder werkveld. Het komt zowel voor binnen een wettelijk kader (regulier onderwijs, accountancy, assurantie-examens en dergelijke) als in de private sector .Er ontstaat dan ook verwarring. In het laatstgenoemde geval is niet het bestuursrecht, maar het civiele recht het meest geëigende referentiekader. En wie doet dan uitspraak? De gang naar de rechtbank wordt gelukkig maar zelden gemaakt, maar toch is het voor exameninstellingen van belang dat ze in juridisch opzicht over de juiste argumenten beschikken om een kandidaat – of zijn advocaat – een adequaat antwoord te geven. Vandaar enige opmerkingen over dit onderwerp. De wettelijke rente is geregeld in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Het is in die zin dus onderdeel van het civiele recht. Binnen het civiele recht heeft de wettelijke rente echter betrekking op één heel specifiek onderwerp, te weten de schadevergoeding. Schadevergoeding komt bijvoorbeeld aan de orde bij wanprestatie uit een contract (niet behoorlijk nakomen van een contract) of bij een onrechtmatige daad (bijvoorbeeld maatschappelijk onzorgvuldig gedrag buiten een contactverhouding).Dat is dus een belangrijke drempel. In het geval van een schadeclaim kan een van de componenten van de claim zogenoemde ‘vertragingsschade’ zijn. Eenvoudig gezegd is dit de schade die ontstaat door het enkele feit dat iemand niet onmiddellijk zijn geld krijgt. Om een einde te maken aan de vele conflicten over de vraag hoe hoog die vertragingsschade in een concreet geval is, heeft de wetgever bepaald dat altijd ten minste de wettelijke rente kan worden geclaimd. Maar partijen kunnen daarvan bij contract afwijken en bijvoorbeeld een bovenwettelijke rente afspreken. Een in de praktijk lastige vraag is niet zelden vanaf welk moment de renteaanspraak precies begint te lopen. Het civiele recht biedt dus enkele mogelijkheden, maar werpt tegelijkertijd ook enkele drempels op. De belangrijkste drempel is wel dat wettelijke rente als schadefixatie alleen kan worden geclaimd als er sprake is van een claim tot ‘schadevergoeding’. De eerste vraag die dan naar voren komt luidt: ‘Wat is nu precies schade c.q. schadevergoeding?’ Dat is een juridisch zeer lastige vraag, maar gemakshalve gaan we ervan uit dat het juridische schadebegrip gewoonlijk sterk afwijkt van dat wat men in het dagelijkse taalgebruik onder schade verstaat. Bovendien maakt deze drempel ook het volgende duidelijk: niet alle geldvorderingen zijn in de praktijk ‘schadevorderingen’ in juridische zin. Het terugkrijgen van leges heeft niets met een schadevergoeding te maken en daarover hoeft in die context dus ook geen wettelijke rente te worden betaald. Een vergelijking met het bestuursrecht, waar door de fiscus bijvoorbeeld rente wordt vergoed of berekend in verband met aanslagen, is voor exameninstellingen in de private sector dan ook niet aan de orde. Het is raadzaam dit onderwerp duidelijk te communiceren met kandidaten, nog voor ze aan een procedure bij de exameninstelling beginnen. Mr. P.C. van Schelven was voorheen voorzitter van het College van Beroep van de Stichting Examenkamer. Dr. A.H.H.M. Kempers-Warmerdam is directeur van de Stichting Examenkamer en tevens bestuurslid van de Nederlandse Vereniging Examens (NVE).