“Toetsing is het gericht verzamelen, interpreteren en gebruiken van informatie over kennis, vaardigheden of houding van een leerling of student, doorgaans aan de hand van één of meerdere opdrachten”. Zo wordt in een helder artikel1 het belang van toetsing door de Onderwijsraad omschreven en gedefinieerd (dec 2018). In toenemende mate dienen studenten (in het hoger onderwijs) verzoeken in voor aangepaste toetsing. De examencommissie zal een dergelijk verzoek moeten afwegen op basis van onbetwistbare ijkpunten. Deze zijn: • Worden met de aangepaste toets dezelfde competenties getoetst als met de oorspronkelijke toets en komt men tot hetzelfde oordeel? • Is de gevraagde aanpassing doeltreffend (geschikt en noodzakelijk)? (Artikel 24 VRPH) • Vormt de aanpassing een onevenredige belasting voor de instelling? (Artikel 2 Wgbh/cz) Heldere ijkpunten zou je zeggen, toch leert de praktijk dat veel examencommissies huiverig zijn voor het toekennen van dergelijke verzoeken. Dat is jammer en soms zelfs onnodig of zelfs in strijd met het wettelijk kader.