Toen ik 23 was, zag ik het leven niet meer zitten. Mijn ouders en grootouders hadden heftige Tweede Wereldoorlogstrauma’s. Ik maakte veel conflicten mee, meerdere sterfgevallen van dierbaren en een ernstig ongeluk van mijn toenmalige partner. Ik voelde mij niet thuis in de wereld en begreep niet wat ik hier deed. Ik wilde dood. Met die gedachte liep ik twee jaar rond. Volgens iedereen die ik sprak, was dat een probleem. Men probeerde mij te ‘redden’. Heel lief, maar alle therapeuten, maatschappelijk werkers, huisartsen en vrienden probeerden mij te laten inzien dat wat ik voelde, niet nodig was. Ik ‘werkte mee’ tijdens sessies, omdat ik zag dat al die mensen het goed bedoelden.