Decennialang wekte de organisatie van scholen de verbazing van menig geleerde. Zo gaf de organisatiepsycholoog Karl Weick in 1976 de volgende niet onvermakelijke typering ervan: “Stel u voor dat u scheidsrechter, aanvoerder, speler of toeschouwer bent van een ongebruikelijke voetbalwedstrijd. Het veld waarop de wedstrijd wordt gespeeld is rond. Er zijn diverse doelen die willekeurig verspreid liggen rondom het ronde veld. Mensen kunnen aan de wedstrijd deelnemen en weer weggaan wanneer ze maar willen, ze kunnen ballen in de wedstrijd brengen wanneer ze maar willen, ze kunnen zeggen: ‘Dat is mijn doel’, wanneer ze maar willen, zo vaak ze maar willen en voor zoveel doelen als ze willen. De hele wedstrijd wordt gespeeld op een hellend speelveld en de wedstrijd wordt gespeeld alsof het van betekenis is. Als je ‘schoolleiders’ zegt in plaats van scheidsrechters, ‘leerkrachten’ in plaats van aanvoerders, ‘leerlingen’ voor spelers, ‘ouders’ voor toeschouwers en ‘schools onderwijs’ voor voetbal, dan resulteert een ongebruikelijke beschrijving van schoolorganisaties.” (De Caluwé, 2011).