Bij docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs en vakdeskundigen overheerst vaak het gevoel dat de centrale examens een ongewenst backwash-effect hebben op zowel inhoud als didactiek van het onderwijs. Veel docenten Nederlands hebben het gevoel dat ze vooral leesvaardigheid moeten trainen, omdat dat op het programma staat bij de centrale examens. Zo signaleert docent Kuipers dat docenten Nederlands behoefte hebben aan meer ruimte om “niet alleen de focus op leesvaardigheid te leggen. De praktijk wijst namelijk uit dat er in het laatste jaar te veel nadruk op examentraining ligt, terwijl de docent liever de diepte in zou willen met bepaalde onderwerpen die voor ons vak relevant zijn” (zie Kuijpers 2016). In het Advies examen Nederlands (2018) wordt nog wat bouder gesteld: “Het gevolg van de 'smalle' toetsing van leesvaardigheid in het examen is dat het voorafgaande onderwijs versmalt tot een bepaalde vorm van leesonderwijs”. En in algemene zin bepleiten bv. Scheerens en Exalto (2017) een betere afstemming tussen het geplande curriculum (doelen en eindtermen), het geïmplementeerde curriculum (in het onderwijs daadwerkelijk toegepast) en het gerealiseerde curriculum (zoals blijkt uit toets- en examenresultaten) In deze trits is de toetsing niet leidend, maar andersom. Kort samengevat: docenten willen niet dat hun curriculum wordt bepaald door wat in het centraal examen aan de orde komt. De vraag is: wat willen de docenten dan wel?