Theorie en praktijk tegelijk: dat werkt in het vmbo
Co-constructing Models as Tools in Vocational Practice. Learning in a knowledge-rich environment. Promotie de heer M. van Schaik. 2 december 2010. Vrije Universiteit Amsterdam.
Vmbo-leerlingen kunnen leren een kinderfiets in elkaar te zetten en tegelijk leren inzien wat de betekenis van hun handelen is. Leerlingen in de sector techniek experimenteerden zo met het opdoen van kennis en vaardigheden tegelijkertijd. Deze ontwikkeling van leeromgevingen waar kennis en vaardigheden tegelijk geleerd kunnen worden, is een belangrijke vernieuwing in het vmbo.
Door de theorie direct toe te passen bij het bouwen van het fietsje, zagen de leerlingen direct de betekenis van hun handelen in. Ook ontdekten ze dat deze manier van werken toe te passen is in hun mogelijke toekomstige beroep. Praktijkvakken en vaktheorie worden in die opzet niet langer afzonderlijk onderwezen. Leerlingen leren modellen begrijpen en toepassen door het werken aan geïntegreerde opdrachten.
Martijn van Schaik: “Vanuit ons sociocultureel theoretisch kader verwachtten we dat als de leerlingen begeleid worden in het ontdekken en het zelf samen ontwerpen van modellen, zij betere leeruitkomsten geven dan leerlingen die de modellen eenvoudigweg krijgen aangeboden als standaardoplossingen. En dit bleek ook zo te zijn.” In drie fasen voerde hij een opdracht voor leerlingen op scholen in en bestudeerde die.
Van Schaik gebruikte in alle fasen video voor observaties en interviews. De videodata hadden een grote meerwaarde. Van Schaik kon ermee zien hoe leerlingen met de theorie omgingen in de praktijk, hoe ze samenwerkten en tekeningen gebruikten en hoe leraren hen begeleidden. Met kwantitatieve data alleen zou dat niet mogelijk zijn geweest. Die videodata zijn de basis voor een nog te realiseren documentaire over zijn ervaringen in het VMBO (zie www.movingeducation.eu).
Werknemer heeft weinig aan competentiemanagement
Competentiemanagement. Tussen bevoegdheid en bevlogenheid. Promotie de heer A. Kampermann. 19 november 2010. Open Universiteit.
Vanuit het idee dat een organisatie goede werknemers moet koesteren, heeft het competentiemanagement een hoge vlucht genomen. In de praktijk blijkt echter vooral het belang van de organisatie gediend te worden. Dat stelt Albert Kampermann in zijn proefschrift.
Met competentiemanagement kunnen organisaties flexibiliseren, ontwikkelen en zich voortdurend aanpassen door de kerncompetenties van een organisatie te vertalen in benodigde competenties van (individuele) medewerkers. Albert Kampermann onderzocht of dit idee van maakbaarheid van competenties terecht is. En kan de medewerker zich met competenties beter committeren aan de organisatie wat bijdraagt aan zijn motivatie en bevlogenheid?
Het promotieonderzoek van Kampermann in een aantal gemeenten laat zien dat de beloftes van competentiemanagement maar ten dele worden waargemaakt. Kampermann: “Van een win-winsituatie is nauwelijks sprake, competentiemanagement dient vooral het belang van de organisatie. De pretenties van competentiemanagement dat ook de werknemer er wel bij vaart, worden maar gedeeltelijk waargemaakt.”
Veel competentiemanagement-initiatieven ontaarden volgens de onderzoeker in verstarring en zorgen voor versplintering in het human resources management. Kampermann pleit voor een betere integratie van competentiemanagement in de organisatiecultuur en bijpassende managementstijlen. (Bron: Open Universiteit)
Gemengde teams van ouderen en jongeren verhogen productiviteit
The role of age in workteam settings. Promotie de heer F.J. Gellert. 8 september 2010. Universiteit van Tilburg.
Managers zouden er bij het samenstellen van teams goed aan doen om oudere werknemers met jongeren te laten samenwerken om de prestaties te verhogen. Bovendien neemt dan het ziekteverzuim af. Dat stelt promovendus Franz Josef Gellert in zijn onderzoek naar relaties tussen ouderen en jongeren op de werkvloer. Hij vond ook dat niet de leeftijd, maar een leervriendelijke omgeving persoonlijke groei sterk beïnvloedt.
Met het vooruitzicht dat werknemers vanwege de vergrijzing langer zullen moeten doorwerken, is het van belang de relatie tussen leeftijd en werk nader te onderzoeken. Gellert onderzocht de invloed van leeftijd op relaties en prestaties in teams die mentaal en fysiek veeleisend werk verrichten, zoals lopende bandwerk en verzorging van bejaarden. Hij verzamelde daarvoor gegevens in bejaardentehuizen en kleine bedrijven in Duitsland en bij een autofabrikant in Zweden. Gellert concludeert dat ouderen beter presteren vanwege hun ervaring. Dit geldt vooral in een werkomgeving met een sterk routinematig karakter, zoals lopende band werk. Er werd meer geproduceerd en er was minder ziekteverzuim.
Dat ouderen niet meer bijgeschoold zouden kunnen worden, klopt niet, stelt Gellert. Persoonlijke groei wordt voor een groot deel ook bevorderd door het klimaat van de werkomgeving: als er mogelijkheden zijn voor kennisuitwisseling en die wordt gestimuleerd, dan kunnen de individuele competenties groeien. Gellert pleit daarom voor een gemengde samenstelling van ouderen en jongeren in teams op de werkvloer. (Bron: Universiteit van Tilburg)