Wetenswaard: Zelf
Alleenstaande moeders als kostwinner in de jaren vijftig en de levensloop van hun dochters
Alleenstaande moeders als kostwinner in de jaren vijftig en de levensloop van hun dochters: “Je leven zelf vorm geven”. Promotie mevrouw Y.D. Wiegerinck. 9 juni 2011. Universiteit van Amsterdam.
Yolanthe Wiegerinck verzamelde levensverhalen van dertien moeders die kostwinner waren in de jaren vijftig vanwege jonge verweduwing, echtscheiding of ongehuwd moederschap, en van 34 dochters met een moeder als kostwinner. De moeders lieten zich niet weerhouden door heersende normen voor moeders met jonge kinderen, werden kostwinner voor hun gezin, spanden zich regelmatig in om hun arbeidssituatie te verbeteren en combineerden met wisselend succes hun werk met de zorg voor hun kinderen. Weduwes en gescheiden moeders kijken verschillend, maar met voldoening, terug op hun kostwinnerschap. De levensloop van de dochters wijkt af van die van hun leeftijdgenoten: ze verlieten relatief jong het onderwijs om geld te verdienen, trouwden iets jonger en scheidden vaker. Maar veel dochters herkenden en benutten tweede kansen: ze gingen als volwassene studeren, behaalden een hoger opleidingsniveau, maakten carrière en hertrouwden. Hun moeders waren vaak een voorbeeld als het gaat om levenshouding, streven naar financiële onafhankelijkheid en combineren van arbeid en zorg. Tevens blijkt hoe intergenerationele patronen van eenouderschap en kostwinnerschap vele generaties terug kunnen gaan. Moeders en dochters voelden zich geen slachtoffer van omstandigheden, maar gaven iedere keer met veerkracht hun leven zelf vorm. (Bron: Universiteit van Amsterdam)
Ziek en moe
Sick and tired: psychological and physiological aspects of work-related stress. Promotie W. De Vente. 25 mei 2011. Universiteit van Amsterdam.
Wieke de Vente onderzocht de gevolgen van werkstress voor de fysieke en mentale gezondheid, zoals hoge bloeddruk of somberheid. Ze keek bovendien naar de effectiviteit van een psychologische behandeling van werkstress en de gerelateerde fysieke en mentale gezondheidsklachten. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden vergeleek De Vente patiëntgroepen die verzuimden van hun werk in verband met overspanning of burn-out, met gezonde werknemers op onder andere burn-outklachten, somberheid, angstklachten, hartslag, bloeddruk, stresshormonen en immunologische parameters. Daarnaast ontving een deel van de patiënten een psychologische interventie (individueel of in groepsverband) bovenop reguliere zorg door de bedrijfsarts. Werkstress blijkt gepaard te gaan met lichamelijke ontregeling die wordt gekenmerkt door verhoogde hartslag, verhoogde bloeddruk en ontregeling van het immuunsysteem. Dit zijn bekende risicofactoren voor hart- en vaatziekten. De Vente concludeert tevens dat de aard van de lichamelijke ontregeling verandert over de tijd en gelijkenis vertoont met het proces van het ontstaan van hoge bloeddruk. De onderzochte psychologische interventie lijkt een gunstig effect te hebben op stressklachten wanneer die relatief mild zijn. De interventie in groepsverband lijkt een gunstig effect te hebben op het niveau van stresshormoon cortisol. (Bron: Universiteit van Amsterdam)
Onderwijsstelsels en non-cognitieve uitkomsten van onderwijs
Onderwijsstelsels en non-cognitieve uitkomsten van onderwijs: Burgerschap, deviant gedrag en welzijn in landenvergelijkend perspectief. Studie prof. dr. Herman van de Werfhorst, prof. dr. Sjoerd Karsten, drs. Thijs Bol & drs. Justine Netjes. 7 september 2011. Universiteit van Amsterdam.
Door de sterke scheiding tussen onderwijsniveaus ontplooien lager opgeleide kinderen zich maatschappelijk minder goed dan hoger opgeleide kinderen. Dat is een van de resultaten van onderzoek onder leiding van prof. dr. Herman van de Werfhorst, hoogleraar Sociologie aan de UvA. Met zijn team onderzocht Van de Werfhorst de non-cognitieve leeropbrengsten van gedifferentieerde onderwijsstelsels.
Het Nederlandse schoolsysteem kent veel verschillende schooltypen en niveauverschillen. Leerlingen van verschillende niveaus - vmbo, havo, vwo - genieten onderwijs veelal gescheiden van elkaar. Bekend is dat de vroege selectie die deze differentiatie met zich meebrengt, ongelijkheid in kennisniveau en intellectuele vaardigheden tussen leerlingen vergroot. Van de Werfhorst ontdekte in zijn studie dat ook de ontwikkeling van burgerschap samenhangt met de mate van scheiding. Mensen in landen met sterk gescheiden onderwijssystemen hebben minder vertrouwen in instanties, nemen minder deel aan verenigingen en brengen minder vaak hun stem uit bij verkiezingen dan mensen in landen met ongedifferentieerde onderwijssystemen. Leerlingen in het beroepsonderwijs hebben minder burgerschapscompetenties dan leerlingen in ‘hogere’ schooltypen, constateren de onderzoekers. ‘Het beroepsonderwijs besteedt minder aandacht aan burgerschapsvorming, maar er kunnen ook andere oorzaken van het verschil tussen leerlingen zijn. Het effect van groepsdruk is er zo een. Hoe de verschillende oorzaken op elkaar inwerken is een complexe zaak, die we nader zullen onderzoeken,’ aldus Van de Werfhorst.Kijkend naar de non-cognitieve leeropbrengsten van het gedifferentieerde Nederlandse onderwijsstelsel, zou Van de Werfhorst pleiten voor bijvoorbeeld meer gezamenlijke lessen maatschappijleer. ‘Als vmbo’ers en vwo’ers toch al op dezelfde scholengemeenschap zitten, is dat gemakkelijker te organiseren dan wanneer die scholen helemaal gescheiden zijn. Ook om andere redenen vind ik brede scholengemeenschappen waar kinderen van verschillende schooltypen elkaar vaak ontmoeten en dus kennis en ervaringen kunnen delen, een goed idee.’
Een ander onderzocht aspect is het welzijn van leerlingen. Van de Werfhorst: ‘We hebben gezien dat leerlingen uit het beroepsonderwijs een minder gunstig beeld van zichzelf hebben als het gaat om kennis, inzicht en intellectuele vaardigheden. Ook gebruiken ze vaker drugs en alcohol. En binnen het beroepsonderwijs is er meer sprake van voortijdig schoolverlaten. Dit zijn allemaal zaken die met welzijn samenhangen. ’ (Bron: Universiteit van Amsterdam)
Werk en privé
Werk en privé: De strijd om tijd in het arbeidsovereenkomstenrecht. Promotie Willemijn L. Roozendaal. 30 september 2011. Radboud Universiteit Nijmegen.
Sinds vijftien jaar kennen we in Nederland wetgeving om werknemers de gelegenheid te geven zorg en werk beter te combineren. Werknemers kunnen een beroep doen op bijzondere verlofrechten en hebben een recht om in deeltijd te werken. Vaak wordt gedacht dat ze het daarmee makkelijker hebben gekregen. Dat is slechts ten dele waar: werknemers moeten tegenwoordig veel flexibeler zijn, want het houdt ook in dat de werkgever in toenemende mate te maken met privéaangelegenheden van de werknemer. De werknemer heeft rechten gekregen om de combinatie van arbeid en zorg te organiseren, zoals ouderschapsverlof, het recht op aanpassing van de arbeidsduur en het recht op kortdurend zorgverlof. De regelgeving werd indertijd ervaren als een revolutie in het arbeidsovereenkomstenrecht. De grenzen tussen werksfeer en privésfeer werden overschreden, en men vroeg zich af welke rechtvaardiging hiervoor was. Willemijn Roozendaal onderzocht hoe groot de inbreuk op de privésfeer werkelijk was en of die revolutie ertoe geleid heeft dat persoonlijke belangen van de werknemer sindsdien een veel voornamere rol spelen in het arbeidsrecht. Uit haar onderzoek bleek dat wanneer het tot een rechtszaak komt, werknemers vaak het onderspit delven: privébelangen worden door de rechter vaak minder zwaar beoordeeld dan de belangen van de werkgever. (Bron: Radboud Universiteit)
Validering van een HRM-model voor het MKB
Validering van een HRM-model voor het MKB: Waarin de predictieve validiteit van Employability voor Innovatief werkgedrag wordt onderzocht. Promotie de heer J. Stoffers. Verwacht in 2013. Hogeschool Zuyd.
Innovatief werkgedrag van medewerkers verhoogt de slagkracht en het innovatief vermogen van organisaties. Specifiek het midden-en kleinbedrijf (MKB) is cruciaal voor de economie en het innovatievermogen. Er is echter niet veel empirische onderzoek inzake HRM- beleid en -praktijken in het MKB. Dit onderzoek gaat daar verder op in, het gaat specifiek over de validering van een HRM-model voor het MKB, waarin de predictieve validiteit van Employability voor Innovatief werkgedrag wordt onderzocht.Employability wordt gedefinieerd als het vermogen van medewerkers om –gedurende de hele loopbaan- werk te verkrijgen, een goede arbeidsmarktpositie te behouden, en indien nodig, een andere functie te vervullen (Van der Heijde & Van der Heijden, 2006). De vraag is of dit vermogen van medewerkers een voorspellende waarde heeft voor Innovatief werkgedrag (=het genereren-, promoten- en realiseren van nieuwe ideeën). Innovatief werkgedrag is een concept welk bestaat uit drie onderscheiden sets van gedragingen die samenvallen met de fases in het innovatieproces (Janssen, 2001).Voor dit onderzoek werden 487 medewerkers (functies op middelbaar en hoger niveau) en hun leidinggevenden uit 176 MKB bedrijven in de regio Limburg gevraagd naar Employability en Innovatief werkgedrag (Stoffers & Van der Heijden, 2009). (Bron: Hogeschool Zuyd)
Loopbaanmanagement voor de oudere werknemer
Loopbaanmanagement voor de oudere werknemer: Healthy-Ageing-at-Work. Studie mevrouw K. Veth & meneer B. Emans. Promotie verwacht in 2014. Hanzehogeschool Groningen.
Oudere werknemers hebben te maken met achteruitgang van hun fysieke en cognitieve capaciteiten. Daarbij kunnen ze ook nog eens te maken hebben met werkomstandigheden die belastend zijn en die daarmee bijdragen aan de achteruitgang van hun vitaliteit. Ze kunnen echter ook te maken hebben met werkomstandigheden die juist stimulerend zijn en daarmee vitaliteit bevorderen. We spreken dan van arbeid-als-medicijn.
Deze thematiek is meer dan ooit actueel, nu er sprake is van een gestage verhoging van de pensioenleeftijd. Het onderhoud van de vitaliteit van oudere werknemers begint terecht alom aandacht te krijgen. Een onderzoeksprogramma is geïnventariseerd wat voor HRM-praktijken, gericht op loopbanen van oudere werknemers, er in de zorgsector gangbaar zijn. Het beeld dat daaruit naar voren kwam was dat die praktijken nagenoeg allemaal neerkomen op ‘ontzie-maatregelen’ die de werklast en/of de werkduur van ouderen naar beneden bijstellen. Dit is minder vanzelfsprekend dan het lijkt.
Vitaliteit van werknemers is te bevorderen door belastende werkcondities te verminderen (middels de genoemde ontzie-maatregelen), maar ook door te investeren in energiegevende werkcondities. Het gaat bij dat laatste bijvoorbeeld om maatregelen op het gebied van loopbaanmanagement en loopbaancoaching, waarmee aan werknemers een perspectief geboden wordt op een inspirerende werktoekomst. Het lijkt erop dat organisaties dit soort maatregelen buiten de orde verklaren wanneer het om hun oudere werknemers gaat. De arbeid-als-medicijn-formule wordt niet of nauwelijks op die werknemers toegepast. Hierin verandering te brengen zou een ambitie moeten zijn van elke HRM-afdeling.
Uit het onderzoek kwam nog iets anders naar voren, namelijk dat de effectiviteit van maatregelen op het gebied van Healthy-Ageing-at-Work in de praktijk soms tegenvalt. Als het gaat om de vitaliteit van de oudere werknemer is het afkondigen van maatregelen op zichzelf blijkbaar onvoldoende. Wat op papier staat zie je niet altijd terug in de realiteit. Dat betekent nog een extra ambitie voor HRM-afdelingen, namelijk ervoor te zorgen dat hun organisaties niet alleen op papier maar ook in de dagelijkse praktijk investeren in de loopbanen van hun senioren. Daaronder vallen dan zowel de belastende condities, die waar nodig gereduceerd moeten worden, als de energiegevende condities, die geoptimaliseerd moeten worden.
Dat belastende en energiegevende werkomstandigheden bepalend zijn voor de vitaliteit van werknemers, oud of jong, is al uitgebreid met onderzoek aangetoond. Voor de thematiek van Healty-Ageing-at-Work is het de kunst is om deze wetenschap te vertalen naar de HRM-praktijk. De vraag is hoe dat moet en precies die vraag wordt met het promotie-traject verder opgepakt. (Bron: Hanzehogeschool Groningen)
Gratis
lees meer