We zaten midden in de ‘intelligente lockdown’, toen ik als coördinator van dienst voor dit nummer aan het broeden was op een thema. ‘Anderhalvemetersamenleving’ was al gewoon, mondkapjes waren nog zinloos en ‘huidhonger’ deed zijn intrede. Mijn advies-, coach- en opleidingspraktijk was in die eerste fase gedeeltelijk in de uitstelmodus beland en voltrok zich voor een ander deel online. En ik begon mij te realiseren dat het voor mij in m’n werk om iets meer – of beter nog: om iets anders – ging dan om huidhonger. Ik zit niet zoveel aan mijn klanten of zij aan mij. Maar werk ik live met een groep, dan sta ik gevoelsmatig wel in een ‘veld’ van aandacht en energie. Ik zie en hoor niet alleen, maar voel vooral in m’n lijf de aard en de intensiteit van de energie om me heen. Waaruit ik bijvoorbeeld afleid of dat wat er gebeurt ‘ertoe doet’ of dat ik wellicht te veel aan de oppervlakte aan het klussen ben. Ik merkte hoezeer ik gewend was op die signalen te varen en hoe lastig ik het vond om dat gevoel online terug te vinden. In twee- of driegesprekken ging dat nog wel, maar in groepen vond (en vind) ik dat nog steeds een enorme klus. Vanuit die gewaarwording was een thema snel gevonden: zintuiglijkheid. In de redactie waren we het al gauw eens en gingen we op zoek naar auteurs. Dat leverde een onverwachte nieuwe ervaring op. We konden makkelijker auteurs bedenken en bereid vinden die werken met en vanuit het lichaam, dan auteurs die de zintuigen zelf centraal stellen. En terwijl alle auteurs het thema zintuiglijkheid enthousiast omarmen, blijft het nergens alleen bij die zintuiglijkheid. Sommigen gaan van de waarnemende zintuigen naar wat er vervolgens in het hoofd gebeurt. Vier artikelen gaan in op belangrijke, basale breinmechanismen. Andere auteurs kiezen een wat meer fenomenologische weg en gaan in op de lijfelijke gewaarwordingen en de gevolgen daarvan. Enkele malen wordt het schrijf- en redactieproces zelfs onderdeel van het verhaal. Kortom: heel interessante wendingen die mij hebben geleerd hoezeer onze zintuigen kennelijk niet op zichzelf staan, maar vooral de verbinding vormen tussen binnen- en buitenwereld. En dus in die hoedanigheid betekenis krijgen. Zo is dit wederom een rijk nummer geworden, waarin het gebied van mensen en relaties op een spannende en vernieuwende manier is geëxploreerd. En waarmee ik met gepaste trots afscheid neem als redactielid van dit mooie blad.
Paul Kloosterboer