Eerder dit jaar deed hoogleraar onderwijsrecht Renée van Schoonhoven onderzoek naar de herstelopdrachten (Van Schoonhoven, 2024). Dat onderzoek laat zien dat de Inspectie van het Onderwijs in de toepassing van het Onderzoekskader juridische steken laat vallen. Dat laatste doet niet alleen afbreuk aan de doorwerking van deze herstelopdrachten. Het laat ook zien dat het juridisch fundament van het Onderzoekskader zelf wankel is. Hoe heeft dit kunnen gebeuren, aangezien het onderwijstoezicht in het parlement toch regelmatig aan de orde komt? En wat zijn de risico’s van zo’n wankel fundament?